Ondertussen is het schooljaar al weer halfweg en helaas krijg ik ook specifieke negatieve berichtgeving: ouders die hun kind aanmelden dat het niet meer naar school wil, leraren die zich zorgen maken om een bepaalde leerling omdat die niet meer lijkt aan te sluiten bij de reguliere groep. Signalen: psychosomatische klachten, schooluitval, dalende resultaten, demotivatie, gedragsproblematiek…
Wat is er aan de hand? Zijn we kinderen en jongeren aan het pamperen en moeten ze maar LEREN dat niet alles zomaar aangepast kan worden? What doesn’t kill you makes you stronger… of is het toch anders?
Wat is schooltrauma?
Schooltrauma verwijst naar een diepgaande negatieve psychologische reactie op aanhoudende stress, frustratie of pijnlijke ervaringen binnen het onderwijssysteem. Het kan resulteren in angst, depressie, perfectionisme, motivatieverlies en zelfs lichamelijke klachten zoals hoofdpijn en buikpijn bij het denken aan school (Van der Meijden, 2020).
Hoe ontstaat schooltrauma?
Schooltrauma kan ontstaan door verschillende factoren, waaronder:
- Mismatching onderwijsniveau: kinderen die structureel onder- of overbelast worden, kunnen zich gefrustreerd en machteloos voelen (Gross, 2004).
- Gebrek aan begrip of ondersteuning: vooral bij hoogbegaafde leerlingen wordt hun leerbehoefte vaak niet herkend, wat kan leiden tot verveling, demotivatie en onderpresteren (Mendaglio, 2012).
- Negatieve sociale ervaringen: pesten of sociale isolatie kan diepgaande emotionele schade veroorzaken (Neihart et al., 2015).
- Autoritaire of onbegrijpende leerkrachten: strikte of inflexibele onderwijsmethoden kunnen ertoe leiden dat leerlingen het gevoel krijgen niet te voldoen aan de verwachtingen.
- Overprikkeling en stress: hoogbegaafde en hoogsensitieve leerlingen kunnen extra gevoelig zijn voor lawaai, drukte en sociale interacties op school (Webb et al., 2005).
De relatie tussen schooltrauma en hoogbegaafdheid
Hoogbegaafde kinderen lopen een verhoogd risico op schooltrauma vanwege:
- Gebrek aan uitdaging, wat leidt tot verveling en cognitieve onderstimulatie (Rimm, 2008).
- Moeite met autoriteit en rigide onderwijssystemen (Silverman, 2013).
- Perfectionisme en faalangst, omdat ze gewend zijn aan moeiteloos leren en hierdoor problemen kunnen ervaren als ze voor het eerst echte moeite moeten doen (Speirs Neumeister, 2004).
- Sociale mismatch, waardoor ze zich eenzaam of onbegrepen kunnen voelen (Cross, 2016).
- Overprikkeling door zintuiglijke en emotionele gevoeligheid (Daniels & Piechowski, 2009).
De Zelfdeterminatietheorie (ZDT) stelt dat mensen intrinsiek gemotiveerd en psychologisch gezond zijn als aan drie psychologische basisbehoeften wordt voldaan:
- Autonomie – de behoefte om zelf keuzes te maken en controle te ervaren over het eigen leren en handelen.
- Competentie – de behoefte om zich bekwaam en effectief te voelen.
- Verbondenheid – de behoefte aan sociale steun en het gevoel ergens bij te horen.
Wanneer hoogbegaafde kinderen schooltrauma ervaren, is dit vaak een gevolg van een structurele frustratie van deze drie behoeften:
- Gebrek aan autonomie: starre onderwijsprogramma’s, repetitieve taken en beperkte inspraak in hun eigen leerproces kunnen hoogbegaafde kinderen demotiveren (Ryan & Deci, 2017).
- Gebrek aan competentie: ze voelen zich óf ondervraagd omdat het te makkelijk is, óf onzeker door perfectionisme en faalangst (Speirs Neumeister, 2004).
- Gebrek aan verbondenheid: door hun andere manier van denken en interesses voelen veel hoogbegaafde kinderen zich geïsoleerd, wat kan leiden tot gevoelens van vervreemding en demotivatie (Cross, 2016).
Schooltrauma bij hoogbegaafde kinderen ontstaat vaak door een onderwijssysteem dat onvoldoende inspeelt op hun cognitieve, emotionele en sociale behoeften. De Zelfdeterminatietheorie van Deci en Ryan biedt een krachtig kader om schooltrauma te voorkomen door te zorgen voor meer autonomie, competentie en verbondenheid in het onderwijs. Dit is één van de interventies die op school kunnen uitgezet worden.
Praktijkvoorbeeld KLEUTERONDERWIJS
Emma (5 jaar) is een hoogbegaafde kleuter die al vlot leest en rekent. In de klas moet ze meedoen met letterherkenning, terwijl ze thuis al kinderboeken leest. Ze wordt onrustig, stoort anderen en weigert soms om opdrachten te maken. De juf merkt dat Emma steeds minder zin heeft om naar school te gaan.
Wat kan de leraar concreet doen?
Autonomie bieden: laat Emma kiezen uit uitdagendere taken, zoals het zelfstandig lezen van korte boekjes of het bedenken van verhalen bij prenten.
Competentie ondersteunen: bied haar complexere uitdagingen aan, zoals eenvoudige optellingen met grotere getallen of patronen ontdekken. Zet niet altijd in op wiskundige vaardigheden alleen, er is nog zoveel te leren.
Verbondenheid vergroten: zorg ervoor dat ze af en toe samenwerkt met oudere kleuters of eerstejaars uit de lagere school, zodat ze zich minder ‘anders’ voelt.
Praktijkvoorbeeld LAGER ONDERWIJS
Lars (9 jaar) is heel intelligent en vindt het rekenwerk op school saai en repetitief. Hij maakt domme fouten uit verveling en begint onder zijn niveau te presteren. Omdat hij weinig motivatie voelt, stelt hij vragen over de logica van schoolregels en raakt hij gefrustreerd als zijn leerkracht hem niet serieus neemt.
Wat kan de leraar concreet doen?
Autonomie bieden: laat Lars zelf bepalen hoe hij zijn werk aanpakt, bijvoorbeeld door hem te laten kiezen tussen klassikaal meedoen of zelfstandig werken aan uitdagendere taken.
Competentie ondersteunen: zoek samen met Lars wat hij zelf wil bijleren, waar hij blij van wordt. Durf buiten een schools kader te denken om zo te transfer te maken naar een schoolse context. Zoek naar haalbare doelen in de zone van naaste ontwikkeling.
Verbondenheid vergroten: zorg ervoor dat hij een ‘ontwikkelingsmaatje’ krijgt—een andere leerling (of mentor) waarmee hij samen kan werken aan uitdagendere projecten.
Praktijkvoorbeeld SECUNDAIR ONDERWIJS
Sara (15 jaar) is een hoogbegaafde leerling in het secundair onderwijs. Ze voelt zich vervreemd van haar klasgenoten en vindt de lessen traag en repetitief. Ze stelt kritische vragen die soms worden afgedaan als ‘lastig’. Haar motivatie zakt en ze begint lessen te skippen omdat ze geen zin meer heeft om naar school te gaan.
Wat kan de leraar concreet doen?
Autonomie bieden: geef Sara de mogelijkheid om zelf leerdoelen te formuleren en via zelfstudie bepaalde vakonderdelen versneld af te ronden.
Competentie ondersteunen: moedig haar aan om deel te nemen aan olympiades, onderzoeksprojecten, vakoverschrijdende uitdagingen of vakken van een hoger leerjaar.
Verbondenheid vergroten: koppel haar aan een mentor of groep waarin ze met gelijkgestemden kan samenwerken.
Door scholen bewust te maken van de impact van schooltrauma en concrete oplossingen te implementeren, kunnen hoogbegaafde kinderen zich weer veilig, gemotiveerd en gewaardeerd voelen in hun leeromgeving.